Verder naar inhoud

Immateriële schadevergoeding

Toelichting op immateriële schade in Nederland voor Groningen

Hieronder beschrijven we het onderzoek dat we hebben gedaan om te komen tot een regeling voor vergoeding van immateriële schade voor Groningen.

We zijn daarbij begonnen bij de juridische basis. Het IMG neemt straks immers een juridisch besluit op een aanvraag tot vergoeding van immateriële schade.

Toelichting

De wet over immateriële schade

De basis voor het recht op vergoeding van immateriële schade staat in artikel 6:95 van het Burgerlijk Wetboek. Het gaat daar in algemene zin over schade die iemand op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding aan iemand anders moet vergoeden. Dit kan gaan om ‘vermogensschade’, ook wel materiële schade genoemd, en ‘ander nadeel’, hiermee wordt immateriële schade bedoeld. De vergoeding van immateriële schade wordt ook wel smartengeld genoemd.

Doel van de vergoeding van immateriële schade

Bij immateriële schade moet worden gedacht aan pijn, geestelijk leed, verdriet, of gederfde levensvreugde. Een vergoeding daarvan betreft dus geen vergoeding van kosten, maar het is een financiële genoegdoening. Het doel van de vergoeding is het leed van iemand te verzachten of hem/haar genoegdoening en erkenning te geven.

Wat is immateriële schade niet?

Bijvoorbeeld de kosten voor een psycholoog, want die vallen onder de noemer materiële schade. Dat is dus de schade die iemand direct of indirect in zijn portemonnee voelt. Hierbij moet ook worden gedacht aan geleden financiële verliezen, gederfde voordelen en gemaakte kosten. Met materiële schade wordt dan ook niet alleen de fysieke mijnbouwschade aan huizen of de waardedaling van huizen bedoeld, maar bijvoorbeeld óók de kosten die iemand heeft gemaakt omdat hij in het kader van de aardbevingsproblematiek een psycholoog of coach heeft bezocht. Vergoeding van deze schade valt daarmee niet onder de noemer immateriële schade en een vergoeding ervan is geen smartengeld.

Valt gederfd woongenot onder immateriële schade?

Gederfd woongenot gaat over de hoogte van de woonlasten in relatie het woongenot. Ook gederfd woongenot wordt (juridisch) gezien als materiële schade. Ook al gaat het hier strikt genomen om een ‘immaterieel’ onderwerp, namelijk een gevoel, of beter gezegd het gemis van woongenot. Bij gederfd woongenot staat het woongenot niet meer in verhouding tot de woonlasten. De daardoor gedeeltelijk ‘vergeefs’ gemaakte kosten kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. Maar dus niet met smartengeld.

Verschil materiële en immateriële schade

Het onderscheid tussen materiële schade (‘vermogensschade’) en immateriële schade (‘ander nadeel’) is om verschillende redenen belangrijk om te begrijpen. Voor materiële schade geldt namelijk dat deze schade als uitgangspunt steeds en volledig voor vergoeding in aanmerking komt als iemand daarvoor aansprakelijk is. Maar dit geldt niet op dezelfde manier voor immateriële schade. Dat komt niet steeds en volledig voor vergoeding in aanmerking.

Wanneer heeft iemand wel recht op vergoeding voor immateriële schade?

In Nederland geldt dus dat iemand niet altijd aanspraak kan maken op een vergoeding van die immateriële schade. Ook al wordt die immateriële schade dus wél geleden. En ook al heeft iemand anders dat veroorzaakt. De wetgever heeft uitdrukkelijk ervoor gekozen om de aanspraak op vergoeding van immateriële schade (smartengeld) te beperken tot bepaalde, in de wet (o.a. in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek) opgesomde gevallen. De belangrijkste zijn:

  • bij lichamelijk letsel;
  • bij een ‘andere wijze van aantasting in de persoon’.

Aantasting in de persoon

Een aantasting in de persoon is bijvoorbeeld geestelijk letsel. Iemand zal moeten onderbouwen dat daar sprake van is. Dit kan dan bijvoorbeeld met een psychiatrisch of psychologisch expertiserapport. Soms kan een persoonsaantasting worden afgeleid uit de ernst en de gevolgen van een bepaalde gebeurtenis. En dat kan ook als er géén lichamelijk letsel en géén geestelijk letsel is.

Concreet onderbouwen

Uitgangspunt blijft dat de betrokkene zijn persoonsaantasting concreet zal moeten onderbouwen, ofwel aantonen. Maar in uitzonderlijke gevallen kan een gebeurtenis zo ernstig zijn en kunnen de ernstige gevolgen daarvan voor iemand zo voor de hand liggen, dat de aantasting in de persoon dan op voorhand kan worden aangenomen. Een soort van bewijsvermoeden. Volgens de Hoge Raad kan daar voor een deel van de Groningers die boven het Groningenveld wonen sprake van zijn.

Omvang van de vergoeding van immateriële schade bepalen

De wet zegt dat de omvang van de vergoeding van immateriële schade ‘naar billijkheid’ moet worden vastgesteld. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat ‘alle omstandigheden van het geval’ daarbij van belang zijn. De Hoge Raad heeft een aantal aanwijzingen gegeven die van belang zijn bij het bepalen van de hoogte van een vergoeding voor immateriële schade. Het gaat dan bijvoorbeeld om de aard, de ernst en de duur van pijn, verdriet en gederfde levensvreugde. En de rechter moet ook kijken naar vergelijkbare gevallen.

Vast bedrag en hoogstpersoonlijk

Het recht op een vergoeding voor immateriële schade heeft een hoogstpersoonlijk karakter. Dit hangt samen met het bijzondere doel van deze vergoeding, die dient om het leed van iemand te verzachten of hem genoegdoening en erkenning te geven. Dit hoogstpersoonlijke karakter van het recht op smartengeld brengt mee dat de vergoeding eigenlijk niet forfaitair (geen vast bedrag) kan worden vastgesteld. Een vast bedrag voor meerdere mensen tegelijk houdt immers veel minder rekening met hun hoogstpersoonlijke omstandigheden.

Vaste bedragen als uitgangspunt

Maar we kunnen hier niet anders dan wel kiezen voor een forfaitair systeem, dus met vaste bedragen als uitgangspunt. Als per persoon moet worden gekeken naar alle hoogstpersoonlijke omstandigheden van het geval, dan wordt het praktisch onwerkbaar en zelfs schadelijk. Een andere aanpak dan een systeem dat uitgaat van vaste bedragen zou zeer veel tijd in beslag nemen en juist de ‘smart’ in Groningen vergroten. Een deel van het leed wordt namelijk veroorzaakt door procedures voor bijvoorbeeld schadeafhandeling en versterking.

De Hoge Raad en smartengeld in Groningen

De Hoge Raad heeft op 19 juli 2019 antwoord gegeven op een aantal (prejudiciële) vragen van de rechtbank Noord-Nederland over de afwikkeling van aardbevingsschade door gaswinning. Eén van de vragen ging over de vergoeding van immateriële schade.

Groningers hetzelfde behandelen als anderen

De Hoge Raad zegt dat voor bewoners van het aardbevingsgebied geen andere (dus minder vergaande) eisen gelden dan normaal in zaken van immateriële schade. Groningers hebben, eenvoudig gezegd, niet eerder recht op vergoeding van immateriële schade. Ook in Groningen is het uitgangspunt dat de persoonsaantasting concreet onderbouwd moet worden. Wel maakt de Hoge Raad duidelijk dat er sprake kan zijn van aantasting in de persoon door de bodembeweging door gaswinning, en dat die persoonsaantasting voor een deel van de Groningers die boven het Groningenveld wonen op voorhand zou kunnen worden aangenomen.

Hof Arnhem-Leeuwarden en Hoge Raad

Op 17 december 2019 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan over de aanspraak van gedupeerden van mijnbouwschade op vergoeding van (onder meer) immateriële schade. Het hof komt tot de conclusie dat in de situatie waarin een woning meer dan eenmaal mijnbouwschade heeft opgelopen, aangenomen kan worden dat de betrokken bewoner in zijn persoon is aangetast. In oktober 2021 heeft de Hoge Raad dit arrest van het gerechtshof in de daaropvolgende cassatieprocedure in stand gelaten.

Bedragen bij het hof

Het hof vindt dat in die gevallen minimaal € 2.500 (per persoon) aan vergoeding voor immateriële schade moet worden toegekend. Dat bedrag kan in individuele gevallen worden verhoogd met € 1.250 per extra schadegeval. Die verhoging kan ook aan de orde zijn als er door de aardbevingen ernstige gezondheidsklachten zijn ontstaan, de woning onbewoonbaar is verklaard of langdurig niet bewoond kon worden. Buiten de hier genoemde situaties moet de vraag of iemand in zijn persoon is aangetast volgens het hof van geval tot geval worden beoordeeld.

Commissie Verheij en smartengeld in Groningen

In december 2019 heeft de Commissie Verheij een advies (PDF) uitgebracht op verzoek van de minister van Economische Zaken en Klimaat. De commissie was gevraagd de minister te adviseren over een mogelijke Smartengeldregeling. Deze commissie stelt een systeem van drie vignetten voor: wonen, gezondheid en welzijn. Voorwaarde is dat de bewoner – kort gezegd – materiële schade heeft geleden. Aan elk vignet is een vaste vergoeding van € 1.000 gekoppeld. Per huishouden kan één aanvraag worden gedaan, zodat de maximale vergoeding per huishouden neerkomt op € 3.000.

Voorbeelden van vergoedingen voor immateriële schade

Lees hier enkele voorbeelden van vergoedingen voor immateriële schade in het algemeen in Nederland om een indruk te krijgen van wat er in Nederland gebruikelijk is bij een 'aantasting in de persoon'. Uit de voorbeelden blijkt dat het lastig is om de situatie van Groningers te vergelijken met andere situaties.

Voorbeelden in Nederland

Meer informatie

Lees verder wat er over de uitgangspunten van een regeling voor immateriële schade is gezegd door de kwartiermaker van het IMG. Er is ook een uitgebreidere brief (PDF) geschreven aan de minister van Economische Zaken en Klimaat met een reactie op onder andere het advies van de Commissie Verheij en het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.