Verder naar inhoud
Terug naar overzicht

Onderzoek: constructieve schade vooral bij oud, vrijstaand huis

607.jpg

De oudste woningen in Groningen, vooral de oude boerderijen, hebben de meeste funderingsproblemen in combinatie met mijnbouwschade. Als er mijnbouwschade is, is die daar vaak groter. Omgekeerd geldt ook; woningen vanaf het bouwjaar 1975 lijken nauwelijks met deze combinatie te maken te hebben. Zo wijst een eerste analyse uit van advies- en ingenieursbureau Sweco.

Na analyse van 81 adviesrapporten wordt in de studie ingeschat dat bij woningen die gebouwd zijn voor 1945 bij 12 procent daarvan funderingsgerelateerde schade aanwezig is. Het gaat dan om schade waarbij er direct kan worden aangenomen dat er sprake is van funderingsproblemen (zogenoemde categorie 3 en 4 schades). Bij woningen van na 1945 is dat 0 procent, zo rapporteert Sweco. Voor de helderheid, het is daarmee niet uitgesloten dat ook nieuwere woningen constructieve schade hebben, maar de kans daarop is veel kleiner.

Jonge woning, lichtere categorie schade

Andersom is hetzelfde te zien: bij de adviesrapporten van de jongste woningen is er bij 55 procent sprake van de lichtste categorie schade, bij woningen van 1945-1974 is dat 29 procent en bij de oudste woningen is dat 4 procent. De jongste woningen hebben dus vooral heel veel kleinere schades en bij de oudste woningen zijn er nauwelijks kleine, maar vaak grotere schades.

Bij de studie zijn 81 reeds opgeleverde adviesrapporten geselecteerd en ter vergelijking zes adviesrapporten waarbij zeker sprake is van constructieve schade. Het gaat om adressen uit 11 gemeenten: Het Hogeland, Eemsdelta, Groningen, Midden-Groningen, Oldambt, Pekela, Westerkwartier en Veendam, Tynaarlo, Aa en Hunze en gemeente Noordenveld.

Bij de selectie van adviesrapporten is een zo goed mogelijke spreiding gezocht van geografie, soort object (vrijstaand, rijtjeswoning, etc.), het soort funderingen, de leeftijd van de woning, verschillen in bodemsamenstelling en de mate waarin er tot op heden bevingen zijn geweest. Vervolgens zijn alle schades op basis van het schaderapport in kaart gebracht en onderverdeeld in omvang.

Volgens de onderzoekers is daarbij de categorisering van ‘Burland et.al.’ meest toepasselijk. Een schade wordt daarbij ingedeeld naar categorie en schadeklasse: schadeklasse 0, 1 en 2 (esthetisch), 3, 4 (functioneel) of 5 (constructief). Dat kan onder meer door de breedte van de scheuren te meten in millimeters en hoeveel scheuren er zijn, maar ook door te kijken wat het patroon is van de scheur en waar deze zich precies bevindt in een woning. Hoe breder de scheur, hoe hoger de schadeklasse.

Schade-opname als basis

Aangezien de adviesrapporten van het IMG vrijwel altijd de scheurwijdte bevatten in millimeters en foto’s van de schade, biedt dat in eerste voldoende inzicht in de kans op constructieve problemen. Zo is een scheur die in een buitenmuur tot onder het maaiveld loopt, een duidelijke indicatie van een funderingsgerelateerde schade. Tegelijk zijn er ook duidelijke indicaties dat funderingsproblemen onwaarschijnlijk zijn. Een bovengenoemde scheur in geval van een woning met gewapende betonnen (ringbalk) fundering, kan geen funderingsprobleem betreffen, verduidelijkt Sweco.

De 81 geselecteerde adviesrapporten hebben vergelijkbare kenmerken met nog eens 115.000 adressen waar schade is gemeld en het IMG een schadeopname liet doen. De onderzoekers van Sweco hebben op basis van die kenmerken geschat hoe vaak er op deze adressen dan sprake kan zijn van bijvoorbeeld funderingsproblemen. Gemiddeld genomen heeft elk adres circa 20 schades, waarbij elk van die schades een bepaalde schadeklasse kan hebben, al dan niet in combinatie met elkaar.

Conclusies

De onderzoekers kwamen daarmee op de volgende uitkomsten, van de onderzochte adressen heeft:

  • circa 35 à 40% schades met schadeklasse 0 (scheuren < 0,1 mm), esthetisch verwaarloosbaar, haarscheuren, schilderwerk/stucwerk/cosmetisch herstel;
  • circa 20 à 25% schades met schadeklasse 1 (scheuren van 0,1 tot 1 mm): esthetisch zeer lichte schade, herstellen d.m.v. schilderwerk/stucwerk/cosmetisch herstel;
  • circa 36 à 40% schades met schadeklasse 2 (scheuren van 1 tot 5 mm): esthetisch lichte schade, licht klemmen deuren/ramen, evt. ook buiten zichtbaar, cosmetisch herstel door opvullen scheuren;
  • circa 5% schades met schadeklasse 3 (scheuren van 5 tot 15 mm): functioneel matige schade, klemmende deuren/ramen, lokaal herstel metselwerk, eventueel (lokaal) funderingsherstel;
  • circa 1 à 2% schades met schadeklasse 4 (scheuren van 15 tot 25 mm): functioneel ernstige schade, vervangen wanden/kozijnen, zichtbare verschilzetting, funderingsherstel nodig, lokaal of globaal;
  • schadeklasse 5 is in het onderzoek bij de adviesrapporten niet aangetroffen, maar kan mogelijk toch bij enkele (tot ordegrootte honderd) adressen aan de orde zijn waarbij scheuren groter dan 25 mm zijn aangetroffen en sprake is van constructief zeer ernstige schade en instortingsgevaar. 

Vervolgonderzoek

De onderzoekers hebben voor dit onderzoek niet de opdracht gekregen om suggesties te doen welke type maatregelen genomen kunnen worden en wat dat betekent voor de kans op nieuwe schade. Wel geven ze aan dat het voorkomen van categorie 3, 4 en 5 schade mogelijk is door maatregelen te nemen voor het verbeteren van de constructie, zoals funderingen. In uitzonderlijke gevallen kan dit ook voor categorie 2 schades nodig zijn.

Reageren op dit bericht?

U kunt reageren op dit bericht in ons forum. Klik op het tekstwolkje boven de foto van dit artikel om naar het forum te gaan.