Verder naar inhoud
Terug naar overzicht

Adviesopdracht en uitkomsten rapport diepe bodemdaling

514.jpg

Het IMG heeft begin september een adviesopdracht geformuleerd voor onderzoek naar diepe bodemdaling en -stijging en de kennisinstituten TNO en TU Delft gevraagd dit advies te leveren. Het IMG wilde daarbij weten of diepe bodemdaling en -stijging direct tot schade aan gebouwen kan leiden en zo ja, hoe dan deze schade te beoordelen in individuele gevallen.

Keuze voor TNO en TU Delft

De kennisinstituten TNO en TU Delft doen al lange tijd onderzoek naar de kans op schade bij gebouwen als gevolg van diverse oorzaken, zoals bodembewegingen. In het bijzonder is er door de jaren heen onderzoek gedaan naar de invloed van bodembeweging als gevolg van gaswinning en gasopslag.

Adviesopdracht

De adviesopdracht luidt in het kort: Het IMG zou van TNO en TU Delft graag advies ontvangen over welke bodemdaling en -stijging plaatsvindt boven en in de nabijheid van het Groningenveld en de gasopslag Norg en of deze bodemdaling direct tot het ontstaan of het verergeren van schade aan gebouwen kan leiden.

Als TNO en TU Delft deze vraag bevestigend beantwoorden, dan wil het Instituut ook geadviseerd worden over welke methode een deskundige zou moeten hanteren om in een individueel geval te beoordelen of een gebrek/schade in een gebouw is of kan zijn veroorzaakt of verergerd door deze vorm van bodembeweging.

Worst case scenario’s

Aanvullend heeft het IMG daarbij meegegeven dat de onderzoekers moeten uitgaan van de slechts denkbare situatie, ook wel worst case scenario’s genoemd, bij het bepalen van de kans op schade aan gebouwen. Het advies moet daarom voldoende veiligheidsmarges bevatten in zijn uitgangspunten.

Verder merkt het Instituut in de adviesopdracht op dat het bewijsvermoeden uit artikel 6:177a BW er naar zijn oordeel toe strekt dat ook als er een relatief kleine kans op schade aan een gebouw is, er in beginsel van uitgegaan moet worden dat de schade door bodembeweging is ontstaan. Dit brengt ook mee dat de beantwoording van de hiervoor gestelde vragen vergt dat TNO en TU Delft een hoge mate van zekerheid kunnen geven over hun conclusies. Tegen deze achtergrond wordt ook gevraagd om – waar mogelijk – de bevindingen van TNO en TU Delft op verschillende manieren te onderbouwen en verifiëren. 

Studie en resultaten

In het rapport (met deelrapporten) die TNO en TU Delft hebben opgeleverd staat, naar mening van het IMG, nu een duidelijke conclusie beschreven als antwoord op de adviesopdracht. Ook wordt duidelijk dat de conclusie op diverse manieren is onderbouwd. Componenten onder het advies en de conclusies zijn (1) een analytische studie naar de mate van verticale en horizontale bodemvervorming aan het maaiveld, (2) een InSAR analyse van (satelliet) waarnemingen van verticale bodemvervorming aan het maaiveld, (3) een literatuurstudie naar bestaande kennis over de respons van metselwerkgebouwen op bodemvervorming, en (4) een modelstudie naar de respons en schade van metselwerkgebouwen ten gevolge van diepe bodemdaling.

Meer onderzoek nog nodig

Bij het IMG is bekend dat er naast duidelijkheid over een directe kans op schade, ook meer duidelijkheid moet komen over de indirecte kans op schade door diepe bodemdaling. Zo is niet uitgesloten dat diepe bodemdaling invloed kan hebben op de ondiepe bodem en veranderende grondwaterstanden. Het IMG laat deskundigen die hierin gespecialiseerd zijn daar onderzoek naar doen. De adviesopdracht moet daarvoor nog worden opgesteld en er moet nog een onderzoeksinstituut voor worden aangewezen.